Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Weet gij niet, dat degenen, [22]die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? [En] die steeds bij [23]het altaar zijn, [24]met het altaar delen? 22. Gelijk er waren als de Levieten in het Oude Testament, die daarom de tienden ontvingen en hun deel hadden in hetgeen geofferd werd. Zie Num.18; Deut.18. 23. Gr. bij het altaar gestadiglijk zitten. Gelijk er waren de priesters, de nakomelingen van Aarons, die ook de tienden van de tienden der Levieten ontvingen, en een bijzonder deel hadden in alle offeranden, uitgenomen die geheel voor den Heere moesten verbrand worden; Num.18:26, enz. 24. Dewijl op het altaar een deel werd verbrand en van het vuur verteerd, en een ander deel voor de priesters werd bewaard.